Zaterdag 24 september, 12;00

 

Ieder van ons kent het wel, een kast vol met kleding, maar jij zelf weet niet wat je aan moet trekken.               Daar sta je dan, met je uitslovend gedrag om er goed uit ze zien. Niks maar dan ook niks, lijkt leuk te zijn of te leuk te zitten. Maar dan als je eindelijk iets vind, staar je naar de grond. Of beter  gezegd:'' Het grijze tapijt is spoorloos verdwenen te zijn, in plaats daarvan is een berg met kleren ontstaan''. Slapend en vermoeid probeer ik te chaos te redden, om het tapijt weer terug te zien. Een sprankje geluk is naar bij, ik vind daar een briefje van 20 euro. Lachend en tevreden stop ik die in mijn zij vakje van mijn broek. De chaos laat ik maar liggen, het kost me te veel energie.

Ik ben klaar, doelbewust loop ik de trap  af. Afgeleid en al pratend ben ik bezig met mijn telefoon. Tot ik natuurlijk van die lange, rot trap val. Ik eindig met mijn hoofd in een tas, de telefoon op de grond en met een zachte pijn kreun. Vloekend kijk ik de trap aan, tegenwoordig zouden ze in elk huis een lift moeten plaatsen of een roltrap. "Hee'', ik hoor een irritante stem de deur uitkomen. Ik weet wie het is, mijn beste vriendin. Op zich heeft ze geen irritante stem, maar nu vind ik alles irritant. ''Wat kijk jij nou boos'', mijn vriendin lacht me uit. ''Vind je het gek?, ik ben net die trap af geflikkerd'', mijn antwoord. Mijn vriendin giert het uit, het lijkt alsof haar rode kop elk moment eruit kan knallen van haar slanke lichaam.